TIN GESCHIEDENIS IN 'T KORT

Ver voor onze jaartelling was tin al bekend maar lang speelde het geen rol van betekenis omdat men geen behoefte had aan een dergelijk zacht metaal. Men had juist behoefte aan harde metalen die bruikbaar waren voor wapens zoals pijlpunten en voor gereedschap. Totdat men ontdekte dat koper vermengt met wat tin een hard materiaal oplevert dat wel goed inzetbaar was voor diverse toepassingen. Koper vermengt met tin geeft het veel hardere brons. Wij zijn nu aangeland in de bronstijd die begint ongeveer 2000 jaar v.Chr.
Ook is vastgesteld dat tin ruim voor 2000 v.Chr. ook al bekend was in het huidige China, Japan en in Perzië waar het werd gebruikt voor de vervaardiging van sieraden.
Weer later, in de Romeinse tijd, had men inmiddels wel behoefte aan wat nieuwere metalen voor het kunnen maken van gebruiksvoorwerpen en kunstvoorwerpen van meer complexere vorm. Er zijn tinnen voorwerpen bekend uit deze tijd maar waarom tin gebruiken als je de beschikking hebt over het veel goedkoper lood? Dat loodoxide, of loodwit, hoogst giftig is wist men toen nog niet. De vele wantoestanden die in het latere Romeinse rijk ontstonden worden voor een deel ook toegeschreven aan loodvergiftiging op zeer grote schaal.

Over het gebruik van, min of meer zuiver, tin is tot c.a. 800 eigenlijk maar weinig bekend. Na 800 gaat de kerk een rol meespelen. Avondmaalbekers, kelken e.d. moesten van goud zijn of van zilver met goud bekleed. Echter op het arme platteland kon men hier niet aan voldoen en kreeg men toestemming om hiervoor tin te gaan gebruiken en zo ontstond de eerste verspreiding van tinstukken op een wat grotere schaal. Dit was ook de tijd van de pelgrimstochten. Een pelgrimstocht, voor het doen van boeten, hoefde men niet zelf te doen. Men kon het ook uitbesteden iets waar de meeste welgestelde veelvuldig gebruik van maakten. Om echter aan te kunnen tonen dat degene die de toch moest maken ook daadwerkelijk op de juiste plaats was geweest moest hij een z.g. pelgriminsigne meenemen. Voor het maken van deze insignes leende tin zich uitstekend. Dit werd op een bepaald moment zelf een massa product en een redelijk aantal van deze insignes zijn dan ook, meestal als bodemvondst, teruggevonden.

In de loop der tijd worden de technieken voor het gieten een verwerken van tin steeds beter en wordt tin steeds vaker gebruikt als metaal voor zeer luxe gebruiksartikelen en status bepalende voorwerpen. Tot 1200 zeker alleen bij de zeer rijken maar na 1200 zien wij het gebruik langzaam maar zeker steeds verder toenemen. Ook het aantal mensen dat werk vond in deze branche nam met de toename van het gebruik, steeds verder toe.

De 16e en 17e eeuw waren de hoogtijdagen voor tin. Elke stad en elk dorp hadden enkele tot zelf vele tinnegieters. In elke huishouden was tin te vinden. Zowel voor algemene gebruiksvoorwerpen als voor zeer specialistische voorwerpen maar ook voor kunstwerken was tin het aangewezen materiaal. Zeker in die gevallen waar voor de eigenaar zilver te duur was.

De bloei dankt tin aan een aantal eigenschappen. Het meest belangrijke was, en is, het feit dat tin niet giftig is en lang in contact kan worden gebracht met voedsel en drank. Tin tast ook de smaak niet aan, heeft een laag smeltpunt waardoor het redelijk gemakkelijk is te gieten en is, doordat het vrij zacht is, goed te bewerken. Het kan ook worden afgedraaid op draaibanken. Deze draaibanken werden vroeger aangedreven door een groot rad dat werd rondgedraaid door de z.g. raddraaier. Een andere reden was dat het niet breekbaar was en dat er niet echt veel alternatieven waren. Zilver en porselein waren vaak veel te duur en roestvrij staal, aluminium, kunststoffen e.d. waren er nog niet terwijl de kwaliteit van gewoon aardewerk vaak vrij slecht (poreus) was en het niet haalde bij dat van tin. Ook was (oud) tin, door het te smelten, elke keer weer opnieuw te gebruiken.
Dat er m.n. ook veel behoefte was aan kannen van alle soorten en maten en van bekers kwam, naast bovenstaande reden, ook doordat voorverpakkingen met een vaste inhoud nog niet bestonden. Er waren nauwelijks standaard flessen en geen pakken of blikken.
Hierdoor zal het nu ook duidelijk zijn waarom zo veel kannen en bekers voorzien waren van een niveau aanduiding. Dit was vaak een pennetje, de zogenaamde pegel, dat op een bepaalde hoogte in de kan of beker was aangebracht. Indien de vloeistof tot aan de pegel stond wist men dat men de juiste hoeveelheid had gekocht, verkocht of had gegeven. In plaats van de pegel komen we ook wel uitsparingen tegen. De meeste van deze kannen werden ook geijkt zowel voor privé als voor zakelijk gebruik.

Na 1700 zien we dat er steeds meer alternatieve materialen komen die betaalbaar worden en minstens van dezelfde of zelfs betere kwaliteit zijn en bovendien minder onderhoud vergen. Wij moeten hierbij denken aan glas, porselein en verbeterd aardewerk. Tevens zijn tinnen producten nu zo algemeen geworden dat m.n. de rijken alleen met behulp van nieuwe materialen zich kunnen onderscheiden, men is men aan wat nieuws toe. Deze gehele ontwikkeling zet zich verder voort en als eerste in de grote steden zien wij nu dat tin steeds minder wordt toegepast om ten slotte zo goed als helemaal te verdwijnen. Op het platteland, bij de armere boeren bedrijven, blijven bepaalde tinnen voorwerpen nog tot in het begin van de 20e eeuw in gebruikt om dan ook daar geheel te verdwijnen. Er zijn wel wat uitzonderingen. Een product dat zelfs nog tot aan de tweede helft van de 20e eeuw nog wel werd gebruikt zijn tinnen maatkannen maar ook die verdwijnen door het gebruik van standaard flessen, blikken en later de standaard pakken. Wat blijft zijn de siervoorwerpen.

Heel lang werd tin nog gebruikt voor de bekleding van de binnenzijde van conservenblikken. Verder wordt tin nog steeds gebruikt voor het maken van brons en in een kleine hoeveelheid in diverse legeringen zoals voor onze 10, 20 en 50 eurocent muntstukken. Verder wordt tin gebruikt voor het maken van soldeer voor o.a. de elektrotechniek en elektronica en voor het solderen van zink. Een belangrijke toepassing is het gebruik van tin bij de fabricage van glasplaten. Het vloeibare glas vloeit uit op een tinbad waarbij het glas op het tin blijft drijven en langzaam stolt tot gladde vlakke platen. Dit proces is in 1952 door Pilkington ontwikkeld en draagt dan ook de naam het pilkington proces.

Door het na 1700 langzaam uit gebruik raken van tin behoorden mooie tinstukken als vrij snel tot waardevol antiek. Dit had weer tot gevolg dat al heel vroeg tinstukken werden nagegoten gebruik makend van bewaard gebleven mallen maar ook werden gestempeld met bewaard gebleven oude stempels. Deze laatste handeling maakte deze tinstukken daardoor natuurlijk vals. Maar ook werden, en worden, deze stukken wel gegoten en gestempeld met nieuwe duidelijke legale stempels waardoor deze stukken als waardevolle hergietingen kunnen worden beschouwd. Echter dit is nu ook al zeldzaam aan het worden.

Tinnen siervoorwerpen zijn eigenlijk van alle tijden en worden ook nu nog gemaakt.
Vermeldenswaardig is nog de periode van ca.1890 tot ca.1920 waarin tin weer een nieuwe bloeiperiode doormaakt. In deze periode komen er nieuwe mogelijkheden om hoogwaardige kunstzinnige ontwerpen nu in series fabrieksmatig te maken. Deze voornamelijk in Duitse fabrieken gemaakte stukken zijn nu zeer gewild. Enkele bekende namen uit deze tijd zijn Kayserzinn, Bingitzinn, Gerhardi&Co, Eduard Hueck, Orion, Orivit, Osiris. Maar er zijn er meer. Zo was er ook de Nederlandse fabriek Urania waar helaas niet veel van bekend is.

Het aantal tinnegieters of fabrikanten van tinnen siervoorwerpen loopt nog steeds terug. Ambachtelijke tinnegieters zijn nu in Nederland op een hand te tellen en diegene die wordt gepensioneerd heeft zelden nog een opvolger.

 Home